Taalkwesties: hun/hen

Het Taalloket van Onze Taal beantwoordt individuele taalvragen. Op nummer 1 van de lijst van meestgestelde vragen staat de kwestie hun/hen, meldde het maandblad Onze Taal in maart. Dit is dan ook een lastig onderscheid. Zelfs in gerenommeerde kranten en tijdschriften staat regelmatig ‘hen’ waar ‘hun’ zou moeten staan. Andersom komt overigens veel minder vaak voor. Ik probeer het uit te leggen.

  • Hun gebruik je als het meewerkend voorwerp is: ik geef hun een cadeau.
  • Hen gebruik je als het lijdend voorwerp is: ik heb hen ontmoet.
  • Hen gebruik je ook als het lijdend voorwerp is in combinatie met een voorzetsel: ik geef een boek aan hen.

Ontleden

Je moet dus de zin ontleden voordat je schrijft. Is het een meewerkend voorwerp of een lijdend voorwerp?

Het lijdend voorwerp is het zinsdeel dat beschrijft op wie of wat een handeling gericht is. Wie of wat ondergaat de handeling? Je kunt het lijdend voorwerp ontdekken door de zin lijdend te maken. Ik heb hen geroepen: zij worden geroepen.

Het meewerkend voorwerp geeft aan wie of wat betrokken is bij de handeling. In ‘ik geef hun een cadeau’ wordt het cadeau gegeven (lijdend voorwerp) aan hen (meewerkend voorwerp). Het meewerkend voorwerp vind je meestal doordat je er ‘voor’ of ‘aan’ voor kunt zetten. LET OP: als je er een voorzetsel voor zet, verandert hun in hen.

Het verschil tussen hun en hen speelt trouwens vooral in de schrijftaal. In de gesproken taal gebruiken de meeste mensen hun, ze of die. Niemand windt zich op als je ‘ik geef hen een ijsje’ zegt in plaats van ‘ik geef hun een ijsje’, zoals eigenlijk zou moeten.

Naamvallen

De Taaladviesdienst van Onze Taal wijst taalwetenschapper Christiaen van Heule aan als de schuldige aan deze regel. In De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst uit 1625 beschrijft hij de Nederlandse naamvallen.

Volgens taalgoeroe Jan Renkema wilde Van Heule de Nederlandse taal opwaarderen tot het niveau van de klassieke talen, die ook naamvallen kennen. En het Duits, je weet als je op de middelbare school de rijtjes uit je hoofd hebt moeten leren. Van Heule bedacht hun voor de derde naamval en hen voor de vierde naamval. En daar zitten wij bijna 400 jaar later nog mee opgescheept.

Niet fout

Overigens vindt de Algemene Nederlandse Spraakkunst, het standaardwerk over de Nederlandse taal, dat je bij hen/hun-kwesties niet meer van fouten kunt spreken. “Het gebruik bepaalt uiteindelijk de norm, maar dat gebruik is nog niet geconsolideerd, zodat naast elkaar voorkomen het lukte hun en het lukte hen, ik beloofde hun en ik beloofde hen, enzovoort.” (p.248)

Waarmee de regel dus vooral een stokpaardje wordt voor muggenzifters en  haarklovers. Of voor eigenwijze tekstschrijvers die willen tonen dat zij wél weten hoe het hoort.

Andere taalkwesties die hoog scoren bij het Taalloket zijn beide/beiden, je wil/wilt, houd/houdt en de schrijfwijze van dank je wel, te allen tijde en ervan uitgaan. Daar kom ik later in deze blog nog op terug.

Verder lezen

//onzetaal.nl/taaladvies/hun-hen/
//onzetaal.nl/taaladvies/lijdend-voorwerp/
//onzetaal.nl/taaladvies/meewerkend-voorwerp/